Navigatie

Genealogie

Fotografie

Voetbal

Externe Links

Pastoor Spaan

C.M.J.Spaan

Levensschets van Pastoor Carolus Maximilianus Josef Spaan, bijna 40 jaar pastoor van de parochie van de Sint Jan de Doper te Montfoort.

Uitgegeven bij gelegenheid van de opening van de dagkapel "de Kleine Johannes" op 4 juni 1977.

 

 

Voorwoord.

Het lijkt een hachelijke en overbodige onderneming om 20 jaar na de dood van Pastoor Spaan nog aan te
komen met een levensgeschiedenis. Maar blijkens vele nog levende getuigen is er nog zoveel over te ver-
tellen, dat het de moeite loont.
Met Pastoor Spaan is een markante persoonlijkheid van ons heengegaan, in vele opzichten dominerend. Met
hem is in Montfoortse kerkgeschiedenis een periode afgesloten, waarvan hij een duidelijke exponent was,
de tijd van de zegenvierende, feestvierende kerk, die nog steeds bezig was de oogst binnen te halen van
de voltooiing van de kerkemancipatie in ons vaderland.
De kerk en haar priesters stonden centraal. De fanfares klonken nog stoer en sonoor, hoewel een dissidente
toon en een scheve klank al begon door te klinken.
Iedere oudere inwoner van Montfoort heeft zijn eigen herinnering aan Pastoor Spaan.
Want Pastoor Spaan was een veelzijdige, markante persoonlijkheid, die ons een geestelijke erfenis heeft nagelaten.


Hoe het begon.

Carolus Maximilianus Josef Spaan werd 22 februari 1874 geboren te Zutphen aan de Geldersche IJssel, als zoon van een hotelhouder. Hij was de veertiende telg uit het gezin. Als roepnaam kreeg hij de naam Karel. Maar Kareltjewas zwak; de baker zei: " 't zal wel geen blijvertje zijn". En het leek dat de baker gelijk zou krijgen. Kareltje bleef klein en tenger, het zorgenkind van zijn moeder, ondanks de kleine guitige oogjes.
Op school was hij een uitstekende leerling; thuis speelde en vocht hij vaak met zijn zus Cato. Op een gegeven dag zei Karel tot zijn moeder: "Wat er ook gebeurt, ik wil priester worden, zoals Theodoor en Heeroom. Ik wil
missionaris worden in Afrika". Zijn moeder en vader probeerden het hem uit zijn hoofd te praten, omdat hij
er te zwak voor zou zijn.

Ook heeroom en Heerbroer konden hem niet tot andere gedachten brengen. Hij hield vol: Ik wordt missionaris. In de tijd op het Klein- seminarie van de Witte Paaters was de ziekenzaal een veel door hem bezochte plaats. Hij bleef echter zijn doel nastreven, hij wilde doorzetten. Mgr. Hamer was zijn voorbeeld. Als jonge novice-Witte pater vertrok hij naar Algiers. Maar niet voor lang. De dokter daar adviseerde hem voor zijn gezondheid het tropische klimaat vaarwel te zeggen. "Goed, ik zal vertrekken, maar....... ik WIL priester worden".

Terug naar het vaderland.

Na zijn terugkomst was hij vlug weer de oude, maar de kans op de missie was toch echt verkeken. Hij is wel nognaar de Congregatie van de Missionarissen van Scheut gegaan, maar in Parijs is hij ook weer naar huis gestuurd. Daarom, op naar Rijsenburg. Maar ook dáár was hij veel ziek.
Voor zijn zwakke maag maakte hij zelf het eten klaar; hij was zó gedreven in het eten koken ( hoe kan het anders van een hotelierszoon ), dat medestudenten hem wel eens vroegen ook voor hen wat klaar te maken. "Zeg Spaan, kun jij dat konijntje voor ons klaarmaken?" "Natuurlijk, niets liever dan dat".
Met zijn kamaraden at hij het konijntje op, en voor de vrager bereidde hij een heerlijke boskat.
Al moest hij vaak colleges verzuimen, met zijn helder verstand kon hij de leerstof toch bijhouden. Zo zou dat
kereltje uit Hotel Spaan in  Zutphen, waar geen spaan van terecht zou komen, in het aartsbisdom Utrecht de
oersterke Spaan worden, door zijn sterke wil en door zijn groot doorzettingsvermogen.

De priesterwijding.


Het "doel" werd bereikt op 15 augustus 1899. op deze dag ontving hij te Utrecht uit handen van Mgr. Hendrikus van de Wetering, oud kapelaan van Zutphen, de priesterwijding, voor Spaan hét grote ogenblik, het grootste in zijn leven. In die dagen van wijding en Eerste Heilige mis, en van de feesten die er op volgden, waande de neomist zich in hemelse sferen.
Maar spoedig kwam het werkelijke leven. Zijn eerste standplaats werd Gaanderen ( 16 oktober 1899 ). Ook hier bleef zijn zwakke gezondheid hem parten spelen. Uit deze tijd is al bekend de later haast spreekwoordelijk geworden hartelijkheid en goedheid van Spaan. Een vrouwtje kwam bij de kapelaan klagen, dat haar geit dood was, en dat zij nu alles kwijt was. Geen nood, een half uur later kwam kapelaan Spaan met een nieuwe geit bij het vrouwtje aandragen.

De Aartsbisschop benoemde hem in 1902 als kapelaan in de veenkolonie Veendam, waar hij het Groningse volk leerde kennen. Dat was een reis in die dagen bij zo'n overplaatsing. In december 1904 werd hij kapelaan te Wageningen op de weinig katholieke Veluwezoom.
Daar was pas een prachtig St. Jozef gebouw tot stand gekomen, maar slechts aan het energieke optreden va de sociaal voelende kapelaan Spaan was het te danken, dat de steenfabrieksarbeiders en tabaksbewerkers toegang tot dit gebouw kregen, want dit was deze ongeschoolden door de bouwvakkers en sigarenmakers ontzegd. Om u een beeld te vormen van deze tijd zij vermeld, dat de kapelaan, op bevel van zijn pastoor, zijn fiets buiten de parochie van Renkum moest "stallen".
Om de fietssport te beoefenen moest hij eerst te voet of te paard naar Renkum gaan. Van 1906 tot 1911 was hij kapelaan te Kampen en preekte daar steeds voor een volle kerk. Van zijn verblijf in deze stad zegt men, dat de "uien" die hij in deze tijd consumerde, ná vijftig jaar, nog niet verteerd waren. Zijn humor heeft in Kampen blijkbaar veel bijgeleerd.
In 1911 werd kapalaan Spaan benoemd tot Rector van het Rijksopvoedingsgesticht "Veldzicht" te Avereest, bij Dedemsvaart, en deed daar onschatbare ervaringen op in de zielzorg bij de ontspoorde jeugd.
In deze plaats woonden Juffrouw Anna en Bets Rijnhart, als naaste buren van de rector. Als Spaan op 28 augustus 
1914 vertrekt naar Buurse om pastoor te worden, gaan zij met hem mee als huishoudsters. Zij bleven hem vele jaren trouw. Anna woont momenteel in Dedemsvaart. De tijd in Buurse ging in alle rust en gemeodelijkheid voorbij, ook al woedde de Eerste Wereldoorlog rond de Nederlandse grenzen. Eéns heeft zijn leven aan een zijde draadje gehangen, of liever aan een tak in de boomgaard. De koster waarschuwde hem nog: "Kom toch uit die boom". 
Maar het was niet meer nodig, gekraak, en pastoor op de grond: "Ben er al". Pijn in zijn zitvlak was het gevolg van "Heeroms" klimpartij. Dit was het meest schokkende gebeuren in Buurse.
Ten kwam de benoemingsbrief. 't was naar Montfoort. Spaan zo bleek als de dood bij dit bericht. Hadden ze me maar in Buurse gelaten. de nacht daarop zag Anna Rijnhart in haar droom een grote pastorie, aan het water gelegen, met verzakte vloeren, slecht sluitende ramen, pomp in de hoek. De droom werd werkelijkheid in Montfoort, en het water bleek de Hollandsche IJssel te zijn, het enig stromende water bij de pastorie van Montfoort.
Ook de parochianen van Buurse kwamen in grote beroering. het afscheid werd moeilijk. Wat zou de toekomst brengen?

Spaan in Montfoort.

Montfoort was het plotseling overlijden van pastoor "professor"F.Forstman nog niet vergeten. Spaan maakte 
kennis met zijn nieuwe parochie, en het ijs- hoe kan het ook anders- was spoedig gebroken.
Zijn hartelijke goedheid won ieder voor hem; men prees zijn preken, zijn zorg voor de zieken, en zijn sprankelijke humor sloeg overal in. Koster Marinus van Harmelen wilde bedanken toen er een nieuwe pastoor kwam. Hij was bang, dat het te veel voor hem zou worden. Maar Spaan wist hem gauw te overtuigen, dat hij moest blijven: Hij is veertig jaar gebleven.
Bij de komst van Spaan en zijn zus, Juffrouw Anna Spaan, en zijn beide huishoudsters Anna en Bets Rijnhart, was de Eerwaarde heer Sprakel hier kapalaan. Om Pastoor Spaan's verblijf in Montfoort beter te begrijpen, moeten we teruggaan in de geschiedenis van de Montfoortse katholieke kerk tot in het begin van de vorige eeuw.

Montfoort in de vorige eeuw.

Antonius Koppens ( pastoor van 1819 tot 1842 ) kwam in een niet al te rooskleurige situatie terecht, toen hij het pastoorambt in Montfoort aanvaardde: Kerkgebouw en huis hebben geen aanmerkelijke reparaties nodig, maar het aantal zielen is gering ( 1800 ); er zijn geen vaste inkomsten, wel veel schulden. De kerkgemeente is, en zal zo ook in de toekomst, niet in staat zijn deze schulden af te lossen.
Zijn kapelaan J. van Vuuren had intussen kans gezien, een pensionaat voor jonge meisjes uit de betere stand op te richten. Hij had door middel van zijn broer een huis gekocht en de Zustersw Recollectinen Penitenten uit Roozendaal gevraagd zich met het onderwijs te belasten. De zusters betrokken in juni 1842 het huis. Een maand tevoren was, na het eervol ontslag van Pastoor Koppens, Johannes Antonius de Vries als nieuwe pastoor gekomen, op 26 mei 1842.
Pastoor de Vries werd in oktober 1855 opgevolgd door Joannes Westerveld. Deze bouwde de "nieuwe kerk"welke op 4 juli 1863 werd geconsacreerd.
Dan volgden de pastoraten van: Wilhelmus P.C. Holland, pastoor van 14 mei 1886 tot aan zijn dood op 2 november 1889; Leonardus Vesters van 1889 tot 9 november 1893; Antonius van Blaricum ( in 1865 reeds kapelaan te Montfoort ) en in 1893 Pastoor, verkreeg eervol ontslag in 1917 9 hij overleed te Rotterdam 13 april 1918 ).
Pastoor Franciscus H.C. Forstman, professor in de moraaltheorie aan het semenarie te Rijsenburg, diende de kerk te Montfoort slechts twee jaar, van 26 oktober 1917 tot aan zijn overlijden op 4 maart 1919.
Zijn "Theologia moralis specialis"zag in zijn Mpntfoortse tijd het licht ( Utrecht, 1917,1918 ).
Hij had reeds vele andere boeken geschreven. In Utrecht is zelft een straat naar hem genoemd, bij het "Julianapark".In het voetspoor van zijn voorgangers zou Spaan het pension vernieuwen, een nieuwe kerk bouwen, maar vooral als zielzorger zijn eigen stempel op de Montfoortse gemeenschap drukken.

Lees hier verder.
 

Last Updated on Thursday, 01 January 2009 01:56